meester

ik ken je trage pas
hoe je achter het huis
het weer uit de wolken kijkt
en de dag op gang fluit

altijd in mijn richting
de emmer met de schillen
zingt goedemorgen tegen je dij
je weet dat ik wacht

de vingers om het brood
de hand waar ik uit eet
je mond mompelt
een peukje op en neer

wanneer ik mijn gewichtige billen
tegen je kruis aan schurk
krult de peuk om je lippen
dan ben jij het die knort

straks is het uit tussen ons
mijn rug leest je handen
je klappen zijn zachter geworden
mijn billen gewilliger

in mijn kop hamert al
het uur van de overgave
een lam zal ik zijn, jij zult
mijn trouwe ogen proeven

mijn vlees zal zingen in het jouwe

 

Uit Een kei in duren