chronos

het bureau van grootvader ruikt
naar beurs geworden geduld
dag na dag bijeen gespaard
en weggestopt in minuscule laatjes

daar sorteer ik de veertjes en radertjes
van de taal, zet met pincet mijn zinnen
in elkaar. grootvader was horlogemaker
aan zijn pokdalig bureau las ik

lettergrepen aan elkaar, wind
woorden op, polijst betekenissen
tot ze kloppen als een klok
nog kijkt hij over mijn schouder mee

een diepe frons zet de loep vast
zijn oog brengt mijn woorden in de war
zoals destijds zijn hand mijn haar
op zijn schoot schrijf ik de tijd uit

met ultrageluid gewassen verzen
leggen zich te luisteren naar mijn pen

Uit Als de lucht valt